Beveiligingsinstellingen
Wanneer beveiligingsfuncties zijn
ingeschakeld waarmee oproepen worden
beperkt (zoals het blokkeren van
oproepen, gesloten gebruikersgroepen
en vaste nummers), kunt u mogelijk nog
wel het geprogrammeerde alarmnummer
kiezen. De functies voor het blokkeren en
doorschakelen van oproepen kunnen niet
tegelijkertijd actief zijn.
Selecteer
Menu
>
Instellingen
>
Beveiliging
en een van de volgende
opties:
PIN-codeaanvraag of UPIN-
codeaanvraag — om elke keer dat de
telefoon wordt ingeschakeld uw PIN- of
UPIN-code op te vragen. Bij sommige SIM-
kaarten is het niet mogelijk het opvragen
van de code uit te schakelen.
PIN2-codeaanvraag — om te selecteren
of de PIN2-code is vereist tijdens het
gebruik van een specifieke
telefoonfunctie die beschermd wordt
door de PIN2-code. Bij sommige SIM-
kaarten is het niet mogelijk het opvragen
van de code uit te schakelen.
Oproepen blokkeren — om inkomende
en uitgaande oproepen te beperken
(netwerkdienst). Hiervoor hebt u het
blokkeerwachtwoord nodig.
Vaste nummers — om uitgaande
oproepen te beperken tot geselecteerde
telefoonnummers, als dit door uw SIM-
kaart wordt ondersteund. Als de functie
Vaste nummers is ingeschakeld, zijn GPRS-
verbindingen niet mogelijk, behalve bij
12 Maak het uw eigen telefoon
het verzenden van tekstberichten via een
GPRS-verbinding. In een dergelijk geval
moeten het telefoonnummer van de
ontvanger en het nummer van de
berichtencentrale in de lijst Vaste
nummers zijn opgenomen.
Bep. grp gebruikers — om een groep
mensen op te geven die u kunt bellen of
door wie u kunt worden gebeld
(netwerkdienst).
Toegangscodes — om de
beveiligingscode, PIN-code, UPIN-code,
PIN2-code of het blokkeerwachtwoord te
wijzigen.
Code gebruiken — om te selecteren of
de PIN- of UPIN-code actief moet zijn.
Autoris.certificaten of
Gebr.certificaten — om de lijst met
rechten of gebruikerscertificaten te
bekijken die naar uw telefoon zijn
gedownload.
Zie
'Browserbeveiliging', p. 32.
Inst. beveil.module — om de details van
de beveiligingsmodule te zien, de
pinvraag van de module te activeren of de
modulepin en ondertekeningspin te
wijzigen.
Zie 'Toegangscodes', p. 9.